Muurleeuwenbek: van exoot tot stedelijke kleinood
Muurleeuwenbek is misschien wel hét boegbeeld van de stedelijke flora. Er is geen stad waar dit plantje ontbreekt. Gelukkig maar, het is een schoonheid. Klein wat betreft formaat, maar met veel uiterlijk vertoon. Opvallend is de weelderig groei met kruipende stengels en klimopvormige, glimmende blaadjes. Vrijwel het hele jaar bloeit het rijkelijk met talloze, paarslila, zacht geel gekleurde bloempjes. De soort is onmiskenbaar, zelfs als het witte bloemen voortbrengt, wat zo nu en dan het geval is.
Muurleeuwenbek is niet oorspronkelijk inheems in ons land. Het plantje is in de 17e eeuw als decoratief rotsplantje vanuit het Middellandse Zeegebied naar elders gebracht, waaronder Nederland. In het vermaarde ‘Cruydt-Boeck’ van Dodonaeus (1644) is de introductie in Nederland opgetekend: “De neerstigheydt van de Cruydtbeminners heeft dit cruydt hier te lande seer vermeninghvuldigt ende naementlijck te Delft in Hollandt is ’t soo ghemeyn ghemaeckt, datter nauws brugghe oft eenigh stadtghebouw oft oude moeragie en is, ten is daer mede cierlijck bekleedt. Dies het metter tijdt voor een inlandtsch ghewas sal moghen ghehouden worden.” Verspreiding is niet alleen mensenwerk, ook mieren dragen hun steentje bij. Zij verslepen de zaden van het plantje naar hun nest, waarbij onderweg het nodige wordt gemorst. De mieren is het alleen te doen om het ‘mierenbroodje’, een oliehoudend en koolhydraatrijk aanhangsel op het zaad, waarmee de larven worden gevoed.
Muurleeuwenbek is een warmte- en lichtminnende soort, die gevoelig is voor uitdroging. De soort is gebonden aan een vochtige atmosfeer. Als dit in orde is, kan het zelfs de nodige zon verdragen. Naast vochtig, moet het milieu ook stenig zijn. De ideale mix is het meest te vinden in binnensteden. Oude, beschaduwde muren zijn favoriet, met name tuinmuurtjes, muurtjes van oude gebouwen en kerken of vochtige gevelmuren bij lekkende dakgoten en regenpijpen. In nauwe straatjes en stegen schittert het plantje het langs gevelmuren. Verder staat het in hofjes, in stenige stadstuinen, op en rond trapportalen, op steenglooiingen en op begraafplaatsen op en rond oude graven. Maar ook buiten het stadshart is Muurleeuwenbek op vochtige, stenige plekken te zien, tot in nieuwbouwwijken toe.
Kortom, overal kan er naar deze soort worden uitgekeken. Het vinden is altijd een traktatie, met wie weet de zeldzamere witte variant. Heb dan ook oog voor de details, onlangs leverde een kritische blik een donzig muurleeuwenbek op (Cymbalaria muralis subsp. visianii); een voor Nederland nieuwe ‘bekje’.