Bleekgele droogbloem
Toen ik de Bleekgele droogbloem leerde kennen vond ik de naam zo apart, dat ik hem nooit meer vergeten ben. Waren alle namen maar zo duidelijk! Ik denk dat ik het ook eigenlijk een vreemde naam vond, zelden wordt een plant zo precies beschreven met zijn naam. Hij is bleek, heeft een ietsepietsie geel, en hij schijnt leuk te zijn als droogbloem.
De wetenschappelijke naam is Gnaphalium luteo-album. ‘Gnaphalium’ komt uit het Grieks en betekent: gekaarde wol. Dit duidt het uiterlijk van de plant wel enigszins aan, hoewel gevilte wol dan beter in de buurt komt. ‘Luteo-album’ betekent letterlijk ‘geel-wit’.
De plant doet een beetje ielig aan, omdat de stengels niet vertakt zijn en maar kleine blaadjes hebben. De hele plant is witviltig behaard, en zelfs een nieuw rozetje valt daarom al meteen op.
Aan de top van de stengeltjes bevinden zich kluwentjes van bloemhoofdjes. Deze hebben alleen buisbloemen, die iets roodachtig zijn.
Bleekgele droogbloem houdt van zandige, stenige grond op een zonnig plekje. Vroeger zocht hij daarvoor de duinen op, en zandgebieden in het binnenland. Sinds een jaar of veertig heeft hij de stad ontdekt als nieuw biotoop. Hij doet het goed in de bestrating. Ik kan me zo voorstellen dat met de nog immer toenemende verharding van de steden, de plant zich nog verder uit zal breiden.
Zoetermeer volgt het landelijke beeld wat deze plant betreft. In de jaren ’80 was het een zeldzaamheid, daarna een gigantische opmars en tegenwoordig komt hij redelijk algemeen voor. In de helft van de kilometerhokken van Zoetermeer is de plant al aangetroffen. Wij vinden hem vaak op parkeerterreinen en soms op de stoep of in de goot.
Vreemd genoeg zien wij de Moerasdroogbloem in Zoetermeer tegenwoordig veel minder vaak. Hoe zou dat in andere steden zijn?