Een uitzonderlijk onkruid in heemtuinen
Nederland telt veel heemtuinen, meer dan 150. Thijsse gaf de aanzet; hij kwam met het idee van een educatief plantsoen dicht bij de mens. De nadruk moest niet liggen op de soorten. Het tonen van plantengemeenschappen, daar ging het hem om. Zo ontstond Thijsse’s Hof in Bloemendaal (1925) en De Braak/Thijsse Park in Amstelveen (1939/1950). Een heemtuin oogt heel natuurlijk, maar niets is toeval. De regie is strak, alles wordt er nauwkeurig gearrangeerd. Dat ziet er voor de bezoeker spannend uit, maar verrassende ontdekkingen levert een heemtuin niet op. Het levert ook een paradox op: overal staan wilde planten, maar echt wild zijn ze niet. Slecht sporadisch verschijnt er iets wat er niet thuishoort en een enkele keer zorgt dat voor opwindend nieuws. Uitzonderlijk is Kruipende basterdwederik Epilobium komarovianum (syn. Epilobium inornatum). Deze soort gaat al decennia schuil in heemtuinen en is steeds zijn eigen weg gegaan. Het was eertijds fameus, nu vergeten, maar het verhaal is nog altijd speciaal. Amstelveen herbergt een historische populatie.
Kruipende basterdwederik is een ‘ver-van-mijn-bed soort’; ze komt uit Nieuw-Zeeland. Als rotsplantje is het naar Europa gehaald. Vanuit cultuur volgde de verwildering; in Engeland werd de eerste ‘escape’ in 1908 opgetekend, daarna in Schotland, Wales en Ierland. In 1932 was het raak in Nederland. In verwilderde staat pikte een florist haar op in het Cantonspark in Baarn. In de jaren vijftig volgen er in ons land meer vondsten, met Amstelveen in het middelpunt. In het heemgroen floreerde het plantje op open, vochtige tot natte, venige grond. In het botanisch vakblad Gorteria (1963: pg. 93-95) komt de geschiedenis tot leven. Directeur Broerse van de Dienst der plantsoenen verhaalt “hoe deze basterdwederik twintig jaar eerder, ergens rond 1930, ongewild in het heempark moet zijn aangevoerd, hoe het zich handhaafde en explosief uitbreidde.” Bij het uitruilen van plantgoed tussen de heemtuinen heeft het plantje zijn verdere rondgang gemaakt, in Thijsse’s Hof en in de heemtuinen in Westzeedijk-Rotterdam, Kethel-Schiedam en Leeuwarden. Buiten het heemgroen is ze nooit doorgedrongen en zo een exclusiviteit voor heemtuinen gebleven. Als zodanig staat ze ook te boek in de Heukels’ flora van Nederland.
Na de energieke start, ruim driekwart eeuw geleden, is het stil geworden rond kruipende basterdwederik. Buiten het heemgroen van Amstelveen is ze waarschijnlijk nergens meer bestendig aanwezig. In de laatste editie van de Nederlandse flora is ze in de kleine lettertjes terug te vinden; het voorland van een exit. Maar dat laatste lijkt vooralsnog niet aan de orde. In Amstelveen is het plantje veiliggesteld; de beheerders geven het onkruid gedoseerd de ruimte. Ze hebben haar omarmd als botanisch erfgoed. Kruipende basterdwederik is misschien wel het meest speciale plantje binnen het Amstelveense groen.