Een woekerende exoot in parken en jonge bossen
Gastschrijver is Johan Vos, voormalig stadsecoloog in Zoetermeer, die oneindig veel kan vertellen over de herkomst van het groen in onze stad.
Graag uw aandacht voor een struik die in het verleden nogal populair was bij gemeentelijke groendiensten. In de jaren ’70 van de vorige eeuw was het aanplanten van snelgroeiende inheemse bomen en struiken, het zogenaamde bosplantsoen, een middel om de vele nieuwbouwwijken te vergroenen. Dat sortiment werd hier en daar verrijkt met exoten waarvan men vond dat ze extra sierwaarde toevoegden. Een van die soorten was een kornoelje met fel rode takken en blauw-witte bessen.
Begin jaren ’80 werd deze soort in het snel groeiende Zoetermeer veelvuldig toegepast in parken en wijkgroen. Ook al in die tijd vond ik, vooral aan oevers van sloten en singels, regelmatig verwilderde exemplaren.
Wat ik me uit die tijd herinner is dat er toen veel Cornus alba werd besteld, een soort waarvan het natuurlijk areaal zich uitstrekte van Noord-Europa en Noord-Azië tot aan de Bering Straat.
Een er sterk op lijkende en nauw verwante soort is de Canadese kornoelje (Cornus sericea), een uit Noord-Amerika afkomstige sierstruik. Deze soort kan zich in korte tijd agressief uitbreiden doordat de takken gaan liggen en wortel schieten. Dat ook deze kornoeljesoort in Zoetermeer is aangeplant lijkt aannemelijk, maar wat we nu aan spontaan optredende kornoeljes met witte bessen tegenkomen is nauwelijks nog te herleiden tot een van beide soorten.
Feit is dat het ge-extensiveerde beheer van jonge bossen en parken in en om Zoetermeer gedurende de laatste decennia heeft bijgedragen aan de verspreiding van deze invasieve exoot.
Zo maakt de Cornus sericea sl. in het Balijbos ten westen van Zoetermeer tegenwoordig een belangrijk deel uit van de zich daar spontaan ontwikkelende struwelen. Ik eindig dit artikel dan ook graag met een citaat van Eddy Weeda uit de Ecologische Flora dl 2: “het is raadzaam dit gewas vooral niet in de buurt van natuurterreinen aan te planten”.