Meer Smeerwortel
De gewoonste smeerwortel is de Gewone smeerwortel. Het is een grote plant die grote aantrekkingskracht op met name hommels uitoefent. Toen ik mee ging doen aan ‘herken de plant bij de hommel’ herkende ik dan ook vele malen smeerwortel. Ze kan paarse, roze tot bijna witte bloemen hebben. Je vindt deze plant ook in stad; ze groeien op vruchtbare, vochtige grond op lichtelijk ruderale plaatsen tussen allerlei andere grote planten als Grote brandnetel en Koninginnenkruid.
Maar als we het over stadse smeerwortels hebben komt al snel een heel scala aan andere soorten die je er verwilderd kan aantreffen in beeld. Ze zijn niet allemaal even makkelijk herkenbaar.
Als eerste wil ik blauwbloemige smeerwortels behandelen. De zeldzaamste is Ruwe smeerwortel. Bij deze, en dat is een heel belangrijk kenmerk, lopen de bladranden niet af op de stengel. Of deze in zuivere vorm te vinden is, is wel de vraag, want de kruising Bastaardsmeerwortel, met wel aflopende bladranden, is waarschijnlijk de gewoonste. In België is dit een vrij zeldzame, in Nederland een zeldzame plant.
Kaukasische smeerwortel (S. caucasicum) is ook een (fel) blauwbloeiende soort, maar is meestal een lagere plant. De kelk is ook minder ingesneden dan bij Bastaardsmeerwortel. Het blad loopt zeer kort af op de stengel.
Dan zijn er een stel kruipende smeerwortels die nu, in maart/april, ook al in bloei staan. Kruipende smeerwortel (S. grandiflorum) is een algemene tuinplant. Het is een lage, zich zeer makkelijk uitbreidende plant en vaak wat zwarte punten op het blad en rode onderdelen: kelk en knoppen. Eenmaal ‘in de natuur’ weggegooid, kan de plant grotere vlakken maken.
Even gewoon is een zeer op Kruipende smeerwortel gelijkend taxon. Het betreft de meervoudige kruising Hidcote-smeerwortel (S. x hidcotense). Het belangrijkste onderscheid is de kleur van de bloemen, een beetje vuilblauwroze, maar de plant is ook gemiddeld iets groter dankzij invloed van de ouder , en zelf al een kruising, Bastaardsmeerwortel. Met Kruipende smeerwortel, de andere ouder, heeft ze die zwarte punten op het blad gemeen, de rode knoppen en natuurlijk het kruipende karakter.
Moeilijker zijn de opgaande geel en bijna witbloeiende soorten. Knolsmeerwortel (S. bulbosum) is daarvan de makkelijkst herkenbare soort door de uit de bloemkroon stekende stempel en keelschubben. Knolsmeerwortel is op twee plaatsen in Nederland aangetroffen.
S. tuberosum wordt wel eens gemeld, maar dit is mogelijk nooit juist. Het kan ook zijn dat de naam met S. bulbosum wordt verward, maar deze laatste is ook ultiem zeldzaam als verwilderde plant. Beide soorten hebben in ieder geval ’tubers’. S. tuberosum is een opgaande plant met eenkleurig wat zachtharig groen blad en zuiver gele bloemen. Mogelijk komt deze plant dus niet verwilderd voor in Nederland en België. Het is een inheemse plant uit Midden- en Zuid-Europa en zelfs in tuinen heb ik de plant nog nooit gezien.
Vrijwel witbloeiende en sterk vertakte planten zonder aflopend blad kun je ook in twee soorten opdelen. Een belangrijk onderscheid is de insnijding van de kelk. Bij Symphytum tauricum, momenteel slechts bekend van 1 plaats te Haarlem, is deze tot op de basis ingesneden. Bij S. tauricum is de bloemkroon ook veel langer. De veel minder ingesneden soort is Symphytum orientale. Deze was nog niet bekend uit Nederland en België, maar omdat ik voor dit artikel in mijn foto-archief aan het browsen was, ontdekte ik op 1 van mijn foto’s van smeerwortel een plant van Thorn uit 2007 die vrijwel zeker Symphytum orientale moest zijn.