Geel, groen en giftig
Een van mijn favorieten om tijdens een stadsexcursie voor ‘nog-niet-floristen’ te laten zien is Tuinwolfsmelk. Meestal duurt het niet lang voor we hem tegenkomen: in een tuin of plantenbak; onder de heg of in een plantsoen waar af en toe geschoffeld wordt. Van een afstandje oogt hij misschien wat saai groen, maar als ik mensen door een loep naar de bloeiwijze laat kijken worden ze altijd verrast door de mooie gehoornde honingkliertjes en de driezijdige bolle vruchtjes die bevallig aan een steeltje hangen; totaal anders dan de bloemen van een Madeliefje of een Boterbloem, Ook mooi is het bouwpatroon van het bloeischerm met de zeer regelmatige vertakkingen, zoals een Maretak.
Tuinwolfsmelk is een van de bijna twintig Wolfsmelken uit de Nederlandse flora. Deze Wolfsmelken delen allemaal de bijzondere bloembouw aangeduid als cyathium: op een bloembodem staat één vrouwelijke bloem en daaromheen enkele mannelijke bloemen die slechts uit een meeldraad bestaan. Deze bloemen samen worden omgeven door een klein kommetje met meestal vier, al dan niet gehoornde, randklieren. Daaromheen staan de schutblaadjes die groter zijn dan de bloemen.
Niet alleen vanwege de bloembouw en het bouwplan staan Wolfsmelken op mijn favorietenlijst, maar vooral ook vanwege de prachtige groentinten. Bij Tuinwolfsmelk is het een subtiel verloop van donker naar lichtgroen. Twee andere Wolfsmelken die we af en toe in Rotterdam tegenkomen: Kroontjeskruid (Euphorbia helioscopia) en Heksenmelk (Euphorbia esula), hebben meer blauwgroene bladeren dat verloopt naar lichtend geelgroen tot goudgeel met een groenzweem. Daarbij kunnen de stengels van in ieder geval Tuinwolfsmelk mooi rood kleuren (zie foto bovenaan) waardoor de vertakkingsstructuur wordt benadrukt.
Alleen maar groen maakt het trouwens niet makkelijker om deze planten goed vast te leggen. Omdat het menselijk oog extra gevoelig is in de groene golflengte onderscheiden we hierin meer tinten. Kunstenaars en vooral botanische kunstenaars, hebben dan ook meer variaties groen in hun palet dan voor andere kleuren.
Wat ik me pas realiseerde toen ik deze column schreef is dat Tuinwolfsmelk niet overal in Nederland zo algemeen is als in de omgeving van Rotterdam. Op de zandgronden komt hij veel minder voor, Ik vermoed dat zijn naam daar nog toepasselijker is omdat in die regio’s vooral tuinen een voedselrijke, open en vochtige bodem bieden,
Het eerder genoemde Kroontjeskruid vinden we nauwelijks in tuinen, maar op plekken waar is gerommeld: in bermen, op grondhopen en in moestuinen. Hij heeft een voorkeur voor leem en kleigrond wat goed terug te zien is in het scherper afgebakende verspreidingsgebied dan dat van Tuinwolfsmelk. Heksenmelk is nog wat kieskeuriger en staat in Rotterdam alleen op een paar plekken langs de Maas, Het is in Nederland dan ook vooral een rivierbegeleidende soort zoals het verspreidingskaartje mooi laat zien.
En, het giftig uit de titel? Wolfsmelken scheiden bij beschadiging rubberig melksap af dat vroeger werd gebruikt om wratten weg te halen. Als je dat in je mond of ogen smeert kan het zware irritatie en ontstekingen veroorzaken en zelfs tot ziekenhuisopnames leiden. Dus zorg dat je je handen afveegt of afwast als je melksap aan je handen hebt gekregen. Maar, ik heb nog nooit last gehad van een geplukte Tuinwolfsmelk, daar komt ook niet veel melk vanaf.