Lege terrasjes en potplantadventieven
Afbeelding boven: Cirkelrupsklaver (Medicago orbicularis), o.a herkenbaar aan de wokkelvormige vruchten en de diep ingesneden steunblaadjes. (vondst en foto: Sipke Gonggrijp)
De urbane flora, de vegetatie uit het stedelijk milieu, is uiterst dynamisch. Dit komt omdat er constant verstoringen plaatsvinden. Om als plant te overleven in het extreme milieu, moet je of specialistisch zijn of juist generalistisch. Alles dat hier tussenin zit, zal zich niet thuis voelen in de stad. Bij specialistische soorten kan je bijvoorbeeld denken aan muurplanten die het voor elkaar krijgen om zich in de kieren tussen bakstenen te vestigen en zelfs te floreren. Zij hebben een niche gevonden die nog niet bezet was. Toch wordt het merendeel van de stadsflora niet gevormd door specialisten, maar door generalisten. Bij generalisten in de stad kan je denken aan eenjarige, kortlevende planten die snel vrucht zetten en ook weer snel verdwijnen. Als de planten dit niet snel genoeg voor elkaar krijgen, verdwijnen ze en dat gebeurt in de stad regelmatig. Toch duiken die planten in relatief korte tijd opnieuw op. Dit komt over het algemeen door constante nieuwe aanvoer van zaden.
De stadsflora dankt haar bestaan aan diverse bronnen van herkomst. Zaden en sporen worden door de wind de stad in geblazen, tuinplanten ontsnappen vanaf het balkon, vanuit plantsoenen of vanaf daken (zie het artikel dakvlieders van Ton Denters) en opeens duiken er “spuugadventieven” als Dadel op naast de moskee. Een andere belangrijke bron van aanvoer van stadsplanten zijn de zogeheten potplantadventieven. Dit zijn soorten die als zaad onopzettelijk aangevoerd worden in de potgrond van plantpotten. Potplanten worden vaak in het buitenland opgekweekt, waar allerlei “onkruiden” voorkomen die in Nederland niet voorkomen. Deze zaden kunnen in Nederland ontkiemen en vervolgens ontsnappen doordat de zaden op de straat belanden. Door de wind en regen kunnen deze zaden op geschikte kiemplekken terecht komen. Met de huidige klimaatverandering wordt het voor deze vaak Zuid-Europese soorten steeds gemakkelijker om hier te verwilderen en zelfs in te burgeren.
Een recent succesverhaal is Aziatische veldkers Cardamina occulta, een soort die pas 10 jaar geleden voor het eerst bekend werd, maar nu al in meer dan 1100 km-hokken in Nederland waargenomen is. Een ander bekend voorbeeld is Zuidelijke brandnetel Urtica membranacea, een soort die inmiddels in 39 km-hokken opgedoken is. Ook Straatwalstro Galium murale duikt steeds vaker op met inmiddels 61 km-hokken. Opvallend is dat bepaalde families oververtegenwoordigd zijn. Zo vind je uit het geslacht Euphorbia vaak de soorten Straatwolfsmelk, Gladde wolfsmelk en Geribde wolfsmelk. Ook het geslacht Medicago wordt door diverse soorten vertegenwoordigd. Er worden zo waanzinnig veel en zulke spectaculaire soorten aangetroffen dat er een boek over te schrijven valt en dat zou ik graag aanschaffen.
Vooral in grote plantenbakken met Olijf of Palm heb je een grote trefkans op zuidelijke soorten. De meeste soorten tref je uiteraard niet in de winter, maar omdat de terrassen door de coronacrisis zo weinig gebruikt worden, kan je je daar als florist nu ongestoord vermaken. Het is interessant om de eerste vestigingen van dergelijke adventieven te melden, zodat de aanvoerbron bekend is en de eventuele toename gevolgd kan worden. Een groot deel van deze soorten staat te springen om een plekje in de Nederlandse stadsflora in te nemen.