Reukgras – wat heeft dat met kaneel te maken?

Wie aan stadsplanten denkt, denkt niet direct aan grassen. Zelfs in de bekende stadsplantengidsen komen grassen niet of nauwelijks voor. Op zich is dat natuurlijk vreemd als je bedenkt dat bepaalde grassoorten tot de meest voorkomende planten van de stad behoren. De reden is ongetwijfeld dat grassen in de ogen van veel mensen geen bloemen hebben. Maar niets is minder waar. Grassen bloeien wel degelijk maar ik geef onmiddellijk toe dat je wel een loepje nodig hebt om ze te bekijken en ze vertonen weinig kleur.

Onder het vergrootglas of de binoculair blijken de bloempjes van grassen pareltjes van prachtig gevormde structuren. Tijd dus om eens een grassoort uit te zoeken als “plant van de week” in “Stadsplanten.nl”. Ik hoefde er niet lang over na te denken welke soort als eerste in aanmerking zou moeten komen. Dat werd met voorsprong op nummer 1 Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum).

Grassen zijn niet de meest geliefde stadsplanten. waarschijnlijk door de bescheiden bloeiwijze. Kijk eens met een loep naar de fraaie stempels en meeldraden van bloeiend gras!

Zowel de wetenschappelijke- als de Nederlandse naam verraden al waarom dit gras reukgras heet. Nu kan de toevoeging “reuk” in een naam zowel een positieve als een negatieve betekenis hebben. Bij onaangename geuren wordt dan meestal gekozen voor een term als stank zoals in stinkzwam. In de naam reukgras slaat het op een positieve beoordeling omdat het gaat om een heerlijk toffeegeurig aroma dat het gras kan verspreiden. Die geur wordt gecreëerd door het stofje cumarine.

Ook honingklavers (Melilotus…) en Lievevrouwenbedstro (Galium odoratum) bevatten cumarine. De typische, weeïge geur van drogend gras en hooi ontstaat ook door het vrijkomen van de stof cumarine uit de suikerketens van de plant bij het drogen. Vroeger werd cumarine wel als smaakstof gebruikt in de voedselindustrie maar dat is verboden sinds duidelijk is geworden dat de stof, bij gebruik in grote hoeveelheden, kankerverwekkend kan zijn. Een reden om niet overvloedig kaneel te gebruiken, dat ook cumarine bevat.

Hoogste tijd om naar de plant zelf te kijken. Er is bijna geen wegberm of grasveldje waar je geen reukgras vindt. Om grassen te onderscheiden van zeggen, biezen en russen hoef je alleen maar naar de stengels van de planten te kijken. Bij grassen wordt de stengel van de plant verdeeld in segmenten die door elkaar gescheiden worden door knopen: verdikkingen in de stengel. Zeggen, biezen en russen hebben geen knopen in de stengels. Bij grassen zijn de stengels meestal hol. Uitzondering hierop bij de Nederlandse grassen zijn onder andere Europese hanenpoot en mais die gevulde stengels hebben.

Voor de determinatie van Reukgras is het goed om te kijken naar de bladschede. Tot aan de bladschijf toont die een wat “opgeblazen karakter”.

Reukgras valt op door de vorm van de aren aan de top van de stengels. Als de planten jong zijn is er nog enige twijfel mogelijk tussen de aren van reukgras, Vossenstaart (Alopecurus pratensis), Geknikte vossenstaart (Alopecurus geniculatus) en Timoteegras (Phleum pratense subsp. pratense). Naarmate de planten ouder worden en de bloeiwijze ontstaat wordt het eenvoudiger reukgras te onderscheiden van de andere soorten. Dat komt vooral door de bouw van de aar. Die van reukgras heeft een open karakter doordat de bloemen op kleine steeltjes staan. Zo’n aar wordt wel aarpluim genoemd. De andere, eerder genoemde grassoorten, hebben een gesloten aar.

Het blad van Reukgras is on de stengel gevouwen tot het punt waar de bladschede overgaat in de bladschijf. Als je de bladschede op dit punt lostrekt van de stengel zie je wat haren en een vliezig tongetje. Kenmerkend voor reukgras is ook dat het stengelomvattende deel van het blad, de bladschede, een wat opgeblazen karakter heeft.

Waardplant

Reukgras is voor een aantal insecten een zogenaamde waardplant. Een waardplant is een plant waarop insecten bestanddelen vinden die noodzakelijk zijn voor hun eten, groei of voortplanting. Bij reukgras zijn er drie insectensoorten waarvoor deze grassoort belangrijk is in het voedselpatroon. Dat zijn Krasser (Chorthippus parallelus), Hooibeestje (Coenonympha pamphilus) en Bruin zandoogje (Maniola jurtina).

Krasser is een veldsprinkhaan die een groot deel van Europa voorkomt. In Nederland wordt de soort vooral gevonden op de zandgronden in het oosten en zuiden van het land en ontbreekt in de kop van Noord-Holland, Groningen en Friesland.

Het Hooibeestje is een kleine vlindersoort, uit de onderfamilie van de zandoogjes, die in heel Nederland voorkomt maar een voorkeur heeft voor de duinen en de zandgronden. De bovenzijde van het Hooibeestje is licht oranje bruin met aan de voorzijde van de voorvleugel een zwarte stip met in het midden daarvan een klein wit vlekje. De zwarte stip is bij vrouwtjes intenser van kleur dan bij de mannetjes. De stip is ook, bij dichtgevouwen vleugels, aan de onderzijde te zien.

Reukgras is een waardplant voor het Hooibeestje. Let voor determinatie op de duidelijk zichtbare rand langs de rand van de voorvleugel (foto Jan van Asselt)

Het Bruin zandoogje is verre van zeldzaam. Het is de meeste getelde vlinder in het landelijk meetnet vlinders van de Vlinderstichting. Het is, net als het Hooibeestje, een vlinder uit de familie van de zandoogjes. De naam verraad al dat ook deze vlinder op zijn voorvleugel een zwarte stip heeft. Net als bij het Hooibeestje zit er in het midden van de zwarte stip bij de vrouwtjes een klein wit vlekje. Toch zijn Hooibeestje en Bruin Zandoogje makkelijk uit elkaar te houden. Het Bruin zandoogje is groter (lengte voorvleugel 21 – 28 mm). Aan de bovenzijde van de voorvleugel van het Hooibeestje is een duidelijke rand te zien. Die ontbreekt bij het Bruin zandoogje.

Reukgras is ook een waardplant voor het Bruin zandoogje – de meest getelde vlinder in Nederland. (foto Jan van Asselt)

Reukgras staat momenteel volop in bloei, Een mooie gelegneheid om eens met een loep naar de uithangende stempels en meeldraden van de bloeiwijze te kijken.

Op de pagina’s Stadsplanten van Amersfoort proberen wij vooral aandacht te geven aan planten die algemeen voorkomen in een bepaalde tijd van het jaar. Dat geeft de grootste kans dat de beschreven plant eenvoudig op dat moment gevonden kan worden in de eigen omgeving. Daarnaast melden wij uiteraard ook vondsten van bijzondere, zeldzame planten.

Joop de Wilde