Een roestige varen
Tijdens een recente struintocht in Millingen aan de Rijn ontdekte ik samen met twee medewaarnemers een nieuwe vindplek van IJzervaren. Deze stond tussen de voegen in een waterput in Millingen aan de Rijn. De plant stond er samen met een hoop andere varens zoals Tongvaren, Mannetjesvaren en Geschubde mannetjesvaren.
In Nederland komen twee varens voor uit het geslacht Cyrtomium: IJzervaren (Cyrtomium falcatum) en Smalle ijzervaren (Cyrtomium fortunei). Beide soorten zijn hier niet inheems, ze komen uit Azië en zijn hier oorspronkelijk als tuinplant geïntroduceerd en inmiddels ingeburgerd. IJzervaren is voor het eerst in 1945 verwilderd aangetroffen. Smalle ijzervaren is pas in 1992 voor het eerst verwilderd aangetroffen. Smalle ijzervaren is dus 47 jaar later verschenen. Ondanks deze achterstand, is Smalle ijzervaren tegenwoordig veel algemener. De soort is sinds 2000 in maar liefst 201 km-hokken waargenomen terwijl IJzervaren in 76 km-hokken is waargenomen. De meeste Cyrtomiumsoorten zijn gevoelig voor vorst en kunnen bij ons winters niet overleven. IJzervaren en smalle ijzervaren kunnen echter een stuk meer verdragen en kunnen bij gunstige omstandigheden overwinteren.
Maar waarom heet IJzervaren eigenlijk ijzervaren? Een snelle zoektocht in mijn flora’s en op het internet geven geen verklaring. De wetenschappelijke naam Cyrtomium betekent boogvormig en verwijst naar de nerven in de bladsteel. Deze zijn namelijk boogvormig gerangschikt. De deelblaadjes zijn overigens ook vaak boogvormig. Het tweede deel van de wetenschappelijke naam falcatum betekent sikkelvormig en verwijst naar de sikkelvormige deelblaadjes. Een sikkel is van metaal gemaakt, maar om dat nu aan ijzer te relateren, lijkt wat vergezocht. Na wat speurwerk vond ik een tweede plausibele verklaring. In de winter sterft het blad vaak af. De bruine verkleuring op een glimmend oppervlak, geeft de indruk dat de plant aan het wegroesten is. Onderstaande afbeelding laat dit mooi zien. Maar echt tevreden met deze verklaringen was ik nog niet.
Ik deed daarom navraag bij enkele floristen met machtige, majestueuze boekenkasten die naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn uit de bibliotheek van Alexandrië. Zelfs dat leverde niets op, maar uiteindelijk kreeg ik via Wim de Winter het antwoord waar ik naar zocht. Wim had dit toevallig recent ook uitgezocht en plaatst binnenkort een wat uitgebreider artikel over de oorsprong van de naam. Hij vond bijvoorbeeld een stuk tekst uit Het Volk in 1930 dat de plant naast IJzervaren ook wel Hulstvaren en Sikkelvaren genoemd werd. En in 1935 werd de soort ook wel “IJzeren hein” genoemd. Wim ontdekte ook dat ijzer bij meer planten gebruikt werd in de naamgeving. Het gaat hierbij vaak om robuuste, winterharde, “ijzersterke” planten. Aangezien IJzervaren destijds de enige soort was die onze winters kon overleven, is het waarschijnlijk dat dit de oorsprong van de naamgeving is.