Tropische accenten aan de waterkant

Gele lis aan natuurlijke stedelijke oevers fungeren als hommelrestaurant

Gele Lis (Iris pseudacorus)

Dit keer wil ik uw aandacht vragen voor een prachtige moerasplant die in bijna heel Nederland voorkomt. Vanaf half mei voorziet deze schoonheid de waterkanten van gele accenten. De plant groeit in voedselrijk water tot zo’n 30 cm diep. Er zijn maar weinig inheemse plantensoorten die het qua esthetische waarde kunnen winnen van de Gele lis. Vooral de bouw van de bloemen is opmerkelijk. Die bestaat uit drie rechtopstaande en drie naar buiten gebogen bloemdekbladeren. Tussen andere oeverplanten als Kalmoes, egelkoppen, Riet en Liesgras vallen niet bloeiende Gele lissen nauwelijks op. Na de bloei is de soort vooral te herkennen aan de grote doosvruchten van waaruit de donkerbruine schijfvormige zaden vrijkomen. De zaden bevatten luchtholten die ervoor zorgen dat deze blijven drijven en zo gemakkelijk verspreid worden door het water.

Gebruik in steden

Door de reeds genoemde esthetische kwaliteit is de Gele lis volop in de handel verkrijgbaar. Naast spontane verspreiding wordt zij ook wel aangeplant in groepjes in de randen van nieuw gegraven waterpartijen en vijvers in het stedelijk groen. In stadscentra maakt deze moerasplant ook deel uit van het sortiment waarmee “Floatlands” (drijvende eilandjes) worden beplant. Deze “voorzieningen” nemen voedingsstoffen op uit het water en functioneren door de bloeiende lissen tevens als hommelrestaurant. Het idee is dat de jaarlijks geproduceerde drijvende zaden in principe voor een duurzame verspreiding zorgen. Of dat lukt is sterk afhankelijk van het beheer en de gebruiksdruk ter plekke.  

Gele lis als groene aankleding van de stenen ruimte

Bloembezoek

Gele lis staat bekend als een belangrijke drachtplant voor hommels en zweefvliegen. De bloem is zo ingericht dat alleen insecten met een zuigsnuit van meer dan 1 cm. bij de nectar kunnen komen. De ontwikkeling van de bloem vindt in twee fasen plaats. Eerst zijn de bloemen wijdgeopend en verkeren ze in de mannelijke fase. Dat betekent dat hommels op weg naar de nectar door de helmknoppen op de rug worden bepoederd. De stijl kan in deze ontwikkelingsfase niet aangeraakt worden. In de vervolg-, vrouwelijke fase, zijn de bloemen nauwgesloten en zijn de helmknoppen leeg. De hommel met stuifmeel op zijn rug is nu in staat om dit af te strijken op de stempel van de bloem. Na de bestuiving verwelkt de bloem snel en komen de schijfvormige zaden tot ontwikkeling.

Mee-eters

De lissnuitkever (Mononychus punctumalbum), wordt ook wel lissenboorder genoemd. De larve leeft van de zaden in de doosvrucht. Die geeft daarbij stoffen af aan de doosvrucht die daardoor opzwelt, kromt en zo een gal vormt. Zeldzamer is een metaalblauw kevertje dat “Lisaardvlo” (Aphthona nonstriata) wordt genoemd. De larve van dit kevertje ontwikkelt zich in de wortelstok en de volwassen kevers vreten hun gangetjes in de lengterichting  van het blad. 

Gele lis in een van de natuurkernen aan de rand van Zoetermeer

Stadsplant met een vraagteken

Aan welke criteria een stadsplant precies moet voldoen is mij niet altijd even duidelijk. Over de warmte- minnende eigenschappen van stadsplanten zijn stadsecologen het wel gauw met elkaar eens. Naast steen en groen speelt in veel steden water ook een belangrijke rol. Watergangen en -partijen, al dan niet van begroeide oevers voorzien, zorgen voor een koelere stad in de zomer. Een gevolg hiervan is dat  de stedelijke water- en oeverplantenvegetaties sterk kunnen overeenkomen met die van buiten de stad. Vooral als de kwaliteit en het beheer van het stadswater goed op orde is biedt “het blauwe compartiment” van de stad kansen voor een heel scala aan moerasbiotopen. En dat dient dan weer de stedelijke biodiversiteit!