Plasplaatsplanten deel 3 (slot)

Ik had beloofd om drie blogjes te schrijven over plasplaatsplanten. Even ter herinnering, dat zijn soorten die goed om kunnen gaan met een overmaat aan stikstof. In de stad zijn plekken waar mannen urineren overmatig rijk aan stikstof en daar zouden steenkruidkers (Lepidium ruderale) en gewone raket (Sisymbrium officinale) vaak te vinden zijn. Deze twee soorten zijn al beschreven. Klein kaasjeskruid (Malva neglecta) werd samen met de twee voornoemde soorten in het boek Stadsflora van de Lage Landen van Ton Denters genoemd als stikstofliefhebbers. Klein kaasjeskruid vormt dus de afsluiting van deze trilogie.

Ruderaal

Alle drie de soorten zijn ruderale soorten. Wat is ruderaal? De term verwijst naar vegetaties en vooral bodems die verstoord zijn. Dat kan eenmalig zijn, maar meestal is er sprake van regelmatige verstoring. Denk hierbij aan aanspoelselgordels langs de grote rivieren, stierenkuilen, natuurlijke aardverschuivingen en bosbranden. Maar tegenwoordig veroorzaakt de mens bijna alle verstoringen. Dat zijn akkers, grond waarin gegraven is, bouwterreinen maar ook rommelhoekjes in bermen. Dat ik in mijn blog over gewone raket de volgende definitie gaf was natuurlijk een foutje: ‘… een ruderale plant, dat wil zeggen groeiend op ruderale plekken.’ De uitleg wat een ruderale plek is, was weggevallen. Dit is bij dezen rechtgezet. In de blog daarvoor over de steenkruidkers heb ik de herkomst van het woord uitgelegd.

Klein kaasjeskruid in de stoep groeiend.
Foto van Klaas Dijkstra

Bestrating zoals stoepen en wegen, met name wegranden, zijn strikt genomen niet per se ruderaal. Een bestrating kan al een aanzienlijke tijd doorgemaakt hebben zonder bodemverstoring. Maar meestal, door tred en onkruidbestrijding, heeft de begroeiing wel degelijk een ruderaal karakter.

Klein kaasjeskruid is een laagblijver

Klein kaasjeskruid is een laagblijvende plant. De stengels ontspringen uit één punt en liggen op de grond, vaak in een stervorm. Het blad is ongeveer rond met drie tot zeven afgeronde lobben. De bladrand is gezaagd. De kleur van de bloemen is bleeklila tot wit en net onder de kelkslippen zijn er nog een drietal bijkelkbladen. De bloemen staan in de oksels van de bladeren en komen maar net boven het blad uit.

De bloemen steken net wel of net niet boven het blad uit.
Foto van Bert Verbruggen

De vruchten bestaan uit partjes die lijken op mandarijnpartjes. Samen staan de partjes in een cirkel en lijken dan op een kaasje. Dat is het verhaal dat ik overal lees, maar er wordt nooit verteld welke kaasje dat is.

De vrucht die op een kaasje lijkt.
Foto van Hanneke Waller

Klein kaasjeskruid is meestal eenjarig. Het zaad is langlevend, wat typerend is voor een ruderale soort. Verstoring van de bodem kan langdurig uitblijven, tenminste in natuurlijke milieus, en zodra dit optreedt moet de kans gegrepen worden. Na een verstoring zal een natuurlijke ontwikkeling van de vegetatie plaatsvinden waar al gauw voor klein kaasjeskruid geen plek meer is.

Bij somber weer gaan de bloemen niet open. Dus een zonnige plek heeft de voorkeur. De bloeitijd begint in mei en duurt de hele zomer tot en met september.

Is klein kaasjeskruid een stadsplant?

Toen ik me voornam om ook over deze soort als plasplaatsplant te schrijven, had ik verzuimd om in de verspreidingsatlas naar haar verspreiding te kijken. Toen ik dat wel deed bleek dat de soort een andere verspreiding had dan ik verwachtte. Hij komt gelukkig wel degelijk vaak voor in de stad: ik zie bijvoorbeeld Amsterdam, Utrecht en Groningen terug in het onderstaande kaartje. Dus de soort hoort in deze blog wel thuis.

De verspreiding van klein kaasjeskruid
Bron www.verspreidingsatlas.nl

Maar in de duinen is klein kaasjeskruid bijna overal aanwezig. Ook langs de randen van het riviergebied en langs de rivierdijken en zeedijken in het kleigebied zie ik heel veel stippen. Ik snap de verspreiding niet zo goed. De grond is in ieder geval periodiek uitgedroogd: duinen en kleidijken, maar waarom in Noord- en Oost-Nederland en in Midden-Brabant de soort maar weinig voorkomt vind ik onverklaarbaar. De Oecologische Flora is hierover beknopt, maar er staat wel in dat een beschadigde grasmat de soort helpt. Dus kale grond om te kiemen of uit te groeien is nodig.

Een snufje vegetatiekunde

Hoewel ik weinig weet van vegetatiekunde heb ik de standaardboeken wel in mijn kast staan. Daaruit leer ik dat klein kaasjeskruid in de duinen voorkomt op verrijkte grond waar lichte tred optreedt. Dus bijvoorbeeld langs de rand van zandpaden met houtsnippers.

Dat verklaart de verspreiding in de duinen maar de rest blijft mysterieus. Dat de soort warme standplaatsen prefereert en ook wel van een lemige bodem houdt helpt niet. Vegetatiekundigen maken zogenaamde vegetatieopnames ofwel plantopnames waar ze een kleine oppervlakte minutieus inventariseren om het type vegetatie te bepalen. Elke soort wordt genoteerd en ook het aantal exemplaren daarvan en het deel van de bodem dat ze bedekken. Dat doen ze vooral in natuurgebieden, wat minder in het overige buitengebied, en vegetatieopnames binnen de bebouwde kom zijn echt zeldzaam.

Kaasjeskruid is een kenmerkende plant voor drie plantengemeenschappen. Dus de onderstaande drie kaartjes tezamen geven een verspreiding die wel enigszins met die van klein kaasjeskruid overeenkomt, als er rekening gehouden wordt met het feit dat de bebouwde kom en wellicht ook de gebieden met intensieve landbouw veel minder vaak bestudeerd zijn.

Van links naar rechts associatie van kleine brandnetel, kruipertje en ballote
Bron: Veldgids van plantengemeenschappen.

Maar wat de onderliggende redenen zijn voor deze verspreiding van kaasjeskruid dan wel de vegetatietypen waarin deze thuis hoort daar heb ik geen verklaring voor.

Ammoniakliefhebber

Als je de stikstofdiscussie de laatste tijd gevolgd hebt dan is het wellicht bekend dat er twee soorten stikstofbelasting bestaan. De ene soort bestaat uit ammoniak (NH4) en ontstaat bij veehouderij maar ook door plassende mannen. De tweede vorm is een groep van nitraten (NOx) en de belangrijkste bron is het verkeer. Daar heb je in de stad helaas veel van. Maakt het voor de de eerder beschreven plasplaatsplanten de vorm van de stikstof niet veel uit, dit is anders voor klein kaasjeskruid, want die is vooral liefhebber van ammoniak.

Waar kom je klein kaasjeskruid tegen? Natuurlijk in en rond de stad, maar ook in het zeedorpenlandschap en in de buurt van boerderijen. In de stad zie ik de soort het meest in bermen en wat ruigere graslanden. Door zijn lage groeiwijze overleeft het eenvoudig maaibeurten. En dan vooral in de nazomer als de grasmat kort is, dan niet snel hoger wordt, en de planten door een snellere groei boven het gras uitkomen.

Klein kaasjeskruid in een gazon
Foto van Koen van Zoest

De reden dat klein kaasjeskruid vaak een andere groeiplaats heeft dan de twee eerder beschreven plasplaatsplanten, namelijk grazige plekken, weet ik niet. Een goed gedraineerde grond en een zonnige plek heeft de voorkeur. Maar dat geldt voor alle drie.

Tot slot

Klein kaasjeskruid is een soort die ik vaak tegenkom en waarvan ik dacht dat ik het nodige van deze soort wist. Bij het schrijven van deze blog viel dat nogal tegen. Dat vind ik het aardige van botanie. Ik leer er steeds bij. Elke keer als ik me bezig houd met een soort, vegetatie of landschap, in het heden of in de historie, elke keer kom ik iets nieuws en leuks tegen.

Bronnen

Stadsflora van de Lage Landen; Ton Denters; 2020
Oecologische Flora deel 2; Weeda et al; 1987
Atlas van plantengemeenschappen in Nederland deel 3; Weeda et al; 2003
Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland; Schaminée et al; 2022
Pflanzensoziologische Exkursionsflora; Eric Oberdorfer; 2001
Verspreidingsatlas.nl
Waarneming.nl