Akkerklokje is een stadsklokje

Akkerklokje in het verkeer

Akkerklokje (Campanula rapunculoides) kwam van oudsher, zoals de naam al aangeeft, voor in graanakkers. Daaruit is het bijna geheel verdwenen. Op enkele plaatsen, bijv. In Zuid-Limburg, weet het zich nog te handhaven op kalkhoudende grond zoals mergel en löss.
Klokjes, zowel de inheemse als de uitheemse, zijn erg in trek als tuinplant. Het akkerklokje heeft een lange penwortel met uitlopers en is daardoor een echte woekeraar. Die uitlopers dringen overal door waar ze maar de kans krijgen en zo was het niet moeilijk om uit de tuin te ontsnappen. De Engelse naam is veelzeggend: ‘Creeping Bellflower’.

Akkerklokje als kruipend klokje

Behalve akkerklokje treffen we regelmatig het kruipklokje, het Dalmatiëklokje, het prachtklokje, het ruig klokje en het grasklokje in de stad aan.
Het akkerklokje is inmiddels een echte stadsplant geworden met een voorkeur voor vochtige, stenige plaatsen, die vooral in oudere buurten met laagbouw voorhanden zijn. Daar is hij moeilijk over het hoofd te zien: de plant kan wel meer dan 1 meter hoog worden. Soms zijn er tientallen exemplaren langs een muur te vinden. Een voorwaarde is wel dat er voldoende zon is. Op schaduwrijke plaatsen komt de plant niet tot bloei. De vraag is hoe ver deze plant kan reiken met zijn ondergrondse uitlopers. Kan het onder 4 meter asfalt doorkruipen en een ‘vluchtheuvel’ bereiken? Zie foto helemaal boven. Wellicht is hier toch sprake van uitzaaiing.
De lange bloemtros is naar één kant gekeerd. De blauw-violette, klokvormige bloemen zijn 2-3 cm groot en hebben daardoor plaats voor vrij grote insecten zoals bijen.

Akkerklokje kan hoog worden

Verschillende bijensoorten, de zogenaamde klokjesbijen, zijn gespecialiseerd op klokjes. Niet alleen verzamelen ze de nectar en bevorderen de bestuiving, maar ze gebruiken de voorover hangende bloemen als ‘slaapkamer ’en als schuilplaats bij regen.
De geslachtsnaam ‘Campanula’ betekent ‘klokje’ en de soortaanduiding ‘rapunculoides’ duidt waarschijnlijk op de gelijkenis met het rapunzelklokje (=Campanula rapunculus). Ze zijn ze redelijk goed te onderscheiden. Bij het rapunzelklokje is de bloemkroon lichter blauw-lila en de bloemen staan niet naar één kant. De bovenste bladeren van beide soorten zijn duidelijk verschillend: bij het akkerklokje eirond met meestal een spitse top en bij het rapunzelklokjesmal langwerpig. In de stedelijke omgeving is het rapunzelklokje nog niet gesignaleerd, al weet je dat maar nooit met al die bloemenweidemengsels.

Bloem akkerklokje

Rapunzel, zonder de toevoeging ‘klokje’ is een ander geslacht uit de klokjesfamilie. De verschillende rapunzelsoorten hebben raapvormige wortels. Rapunzel betekent ‘raapje’. Ze werden vroeger gegeten en dat was ook het geval de ‘raapjes’ van het rapunzelklokje. Petrus Hondius, een 17e-eeuwse plantkundige, beveelt het eten van deze wilde ‘Wilde Rapen’ aan die toen in overvloed te vinden waren.