Waar akker en muur elkaar ontmoeten

Twee rozetten die in de winter al klaar liggen om in de late lente/vroege zomer tot bloei te komen zijn Akkerkool (Lapsana communis) en Muursla (Mycelis muralis).

Je komt ze overal in de stad tegen, de Akkerkool wat vaker dan de Muursla en je komt ze zelfs naast elkaar tegen en dat is dus dé plek voor een goede vergelijking van de twee. De Akkerkool als eenjarige en de Muursla als overblijvende plant.

Aan de hand van drie verschillen, te zien in drie verschillende jaargetijden: in de winter, het late voorjaar/begin zomer en de herfst, zal ik de beide composieten bespreken. Allereerst de bladrozetten dan de bloemhoofdjes met lintbloemen en vervolgens de vruchten. Door te kijken naar deze onderdelen kan je ze makkelijk uit elkaar houden.

Links de rozet van de rood groen en bruin gekleurde Muursla en rechts helder groen de rozet van de Akkerkool

Vergelijking bladrozetten

Allereerst de vergelijking van de bladrozetten zoals je ze nu in de stad kan tegenkomen. De Akkerkool is groener dan de Muursla. De laatste heeft vaak een geler groen met soms een mengeling van rood in het blad zitten.

Beide planten hebben liervormige bladen: De bladeren zijn ingesneden of gedeeld en hebben een grote eindlob. Die eindlob van de Muursla is veel uitgesprokener dan die van de akkerkool. Muursla heeft een eindlob die meestal vijfkantig is en af en toe slechts drie hoeken heeft. Akkerkool daarentegen heeft meer een halfronde top. De Muursla heeft een kaal blad, meestal wat slap en glanzend terwijl de akkerkool een licht tot zwaar behaard blad heeft.

Later in het jaar als er aan de stengel bladeren zitten valt op dat de Muursla bladeren heeft met stengelomvattende pijlvormige oortjes in tegenstelling tot Akkerkool waarvan het blad eindigt in een steel. Hoger aan de stengel worden de blaadjes steeds kleiner. De onderstaande illustraties geven goed de bladvorm weer van links de Akkerkool uit Illustrations of the British Flora, Walter Hood Fitch (1924) en rechts de Muursla uit Flora Parisiensis, deel 1, P. Bulliard (1776-1781).

Bloeiende zonnetjes

Wanneer de planten in de late lente/vroege zomer gaan bloeien dan zie je in de pluimvormige bloeiwijze allemaal kleine gele bloemhoofdjes zitten. Beide planten zijn familie van de Composieten (Asteraceae). En als je de Heukels erop naslaat dan vallen de planten in de groep: “Alle bloemen lintvormig. Planten met melksap”.

Een lintbloem is: “Een gereduceerde bloem waarbij de bloemkroon is vergroeid tot een enkel bloemblad, waarvan de oorspronkelijke vijf bladen nog te herkennen zijn aan de tandjes aan het uiteinde ervan”. Ongeveer een derde van de composieten bestaat uit alleen lintbloemen. 

Op onderstaande foto kan je duidelijk zien dat de bloemhoofdjes lintbloemen hebben. De grootte van de bloem van Akkerkool en die van Muursla loopt uiteen van een tot anderhalve centimeter. Ook de vijf tandjes van de lintbloemen zijn goed zichtbaar. Akkerkool heeft echter meer dan vijf citroengele lintbloemen en Muursla heeft slechts vijf iets donkerder gele lintbloemen. Beide planten geven melksap af als je de stengel doormidden snijdt en de stroschubben die sommige planten uit de Composietenfamilie tussen de vruchtbeginsels in hebben staan, ontbreken.

Links het bloemhoofdje van Akkerkool (Foto Ab H. Baas) en rechts die van Muursla (Foto kuleuven-kulak.be/bioweb)

Vruchten in de herfst

Na de bloei blijven planten leuk om te bekijken want dan kan je de vruchten bestuderen. En dan is er een duidelijk onderscheid te maken tussen Akkerkool en Muursla. De laatste heeft, zoals de meeste composieten als ze uitgebloeid zijn, een vruchtje met daaraan vast een pappus. Dat pappus is meestal een soort pluis dat door de wind kan worden meegenomen naar een andere plek om weer uit te groeien tot een nieuwe plant. Dit pappus ontbreekt bij Akkerkool en dus zal het zaad zich meer rondom de ouderplant verspreiden. De staketsels van Akkerkool blijf je tot ver in de winter zien, stijf rechtop staand terwijl de staketsels van de Muursla dan alweer vergaan zijn.

Links vrucht van Akkerkool (Foto Arie van den Bremer ) en rechts de vrucht met pappus van de Muursla (Foto Peter Meininger)

Kool en sla of toch niet

De naamgeving voor Akkerkool is verwarrend, het is immers geen kool maar een composiet. De kool hoort bij de Kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). Het ‘Lapsana’ in de wetenschappelijke naam komt uit het Grieks en betekent moesplant, het ‘communis’ betekent algemeen voorkomend.

Akkerkool komt als akkerplant al bij de bandkeramiekers omstreeks 4400 v. Chr. voor in ons land. In de stad heeft ze nu ook haar plek veroverd op de wat ruigere schaduwrijke terreinen en veel tegen muren aan langs stoeptegels.

De Muursla komt van oorsprong voor als bosplant zoals beschreven in het artikel eerder verschenen op Stadsplanten van Willemien Troelstra: De overeenkomst tussen eendenkooi en achterpad. De naam sla in Muursla nodigt uit om de plant te gaan eten maar dat kan je beter niet doen omdat het niet echt smakelijk is.

Een uitleg over de verschillende slasoorten in de stad wordt besproken door Niels Eimers in : Sla, niet alle soorten zijn geschikt voor salade.

De Muursla houdt dus ook van schaduwrijke plekken, maar niet te veel schaduw, en heeft zich inmiddels ook gevestigd in de stad. En tot slot nog een overzichtsfoto van de totale planten naast elkaar. Ter illustratie van hoe je ze kan tegenkomen in de stad.

Links de habitus van Akkerkool (Foto Grada Menting) en rechts die van Muursla (Foto Peter Meininger)

Bronnen

Verspreidingsatlas Akkerkool

Verspreidingsatlas Muursla

Waarneming.nl

Basisgids composieten, Adrie van den Bremer

Heukels’ Flora van Nederland

Nederlandse Oecologische Flora deel 4

Stadsflora van de Lage Landen, Ton Denters