Tuinjudaspenning gekend als judaspenning

Mijlpaal: de 500ste aflevering!

Herkomst van de soort

Bijna iedereen kent de soort tuinjudaspenning (Lunaria annua) als judaspenning. De officiële naam tuinjudaspenning is om een onderscheid te maken met de wilde judaspenning (Lunaria rediviva). De naam tuinjudaspenning was nieuw in de edite 21 van de Heukels die verscheen in 1990. Ik zal de officiële naam gebruiken, maar ik heb wel de neiging om bij het typen het voorvoegsel tuin te vergeten.

De herkomst van de soort is Zuidoost-Europa, zeg maar de Balkan. Ik heb een oud verspreidingskaartje uit de vorige eeuw gevonden en daaruit blijkt dat tuinjudaspenning daar vooral in de bergen maar juist niet in de buurt van de kusten voorkomt. Inmiddels komt de soort in heel Midden- en West-Europa voor.

Het is een geliefde tuinplant die vrij gemakkelijk verwilderd en wordt als ingeburgerd beschouwd. Vroeg in het jaar bloeit de soort met paarse of soms witte bloemen. Later in het jaar verschijnen de zilverachtige vruchten. Een nauwe verwant, de wilde judaspenning, is ook een soort van de lagere bergen met een verspreiding die net tot in België reikt. Dit is vooral een bosplant.

Bloemen van tuinjudaspenning. Foto van Leon Timmer

Herkomst van de naam

De naam Judaspenning heeft betrekking op de vruchten. Als de zaden uit de vrucht zijn gevallen blijft er een zilverig tussenschot over. Deze doen denken aan zilveren munten en de naam verwijst naar de zilverlingen die Judas als loon voor zijn verraad kreeg. Hij gooide de zilverlingen weg en het verhaal is dat op die plaatsen waar ze op de grond kwamen deze planten opkwamen. Ook de wetenschappelijke naam Lunaria verwijst naar de zilverwitte restanten van de platte hauwtjes.

Hauwtjes van Tuinjudaspenning. Foto van Erik-Jan Beenackers

Lunaria is een combinatie van het Latijnse luna, wat maan betekent met het achtervoegsel arius: ‘vormig’. Annua betekent eenjarig. De wilde judaspening is meerjarig en rediviva betekent dan ook herlevend.

Over hauwen en hauwtjes

Kruisbloemigen hebben speciale namen voor de vruchten. Zijn ze langwerpig dan heten ze hauwen. Zijn ze minder smal van vorm, minder dan drie keer langer dan breed, dan heten ze hauwtjes. Hauwtje klinkt als een verkleinwoord, wat raar klinkt bij de grote vruchten van tuinjudaspenning. De naam zegt echter niets over de grootte, alleen iets over de vorm. Hauw is een oud woord, de eerste vermelding van hauw is al in 1287. Wanneer hauwtje in gebruik kwam is niet te achterhalen. Maar dat de namen van de vruchten van kruisbloemigen oude wortels hebben is wel duidelijk.

Tuinplant

Tuinjudaspenning is een vroege soort. In het najaar verschijnen de rozetten die de hele winter te vinden zijn. Eind maart schiet de plant omhoog om in april uitbundig te bloeien. Dat wil zeggen dat was zo. Met het warmere klimaat van de laatste jaren is de bloei met een maand vervroegd. Zelfs dit jaar, met het koude voorjaar zijn er op waarneming.nl in de laatste week van maart al veel waarnemingen van bloeiende tuinjudaspenning.

Rozet van tuinjudaspenning. Foto van Jasper Lamers

Door de vroege bloei en fraaie vruchten is het een geliefde tuinplant. De soort zaait zich gemakkelijk uit. Toch verwildert tuinjudaspenning niet veel. Hoewel ingeburgerd groeien exemplaren wel bijna altijd in de buurt van bebouwing. Langs tuin- en bosranden onder heggen en in plantsoenen zie je de soort nog het meest. De bodem moet voedselrijk zijn en vooral niet te droog. De groeiplaatsen liggen vaak in de volle zon maar halfschaduw is ook acceptabel.

Uit de verspreidingskaart blijkt wel dat veen en klei gemeden worden en ook op de droge zandgronden treft men de soort niet zo vaak aan. Aardig is dat de rand van de Hondsrug en de randen van de stuwwallen in Utrecht en Gelderland goed zichtbaar zijn. De binnenduinrand is ook een geliefde groeiplek. Ook goed zichtbaar zijn de stedelijke kernen, tuinjudaspenning is dus ook een stadsplant.

Verspreidingskaart tuinjudaspenning. Bron NDFF

Onderscheid tussen tuin en wild in bloei

Het onderscheid tussen planten met rijpe vruchten is niet moeilijk. De tuinjudaspenning heeft ronde hauwtjes en die van wilde judaspenning zijn ovaal. Zeg maar volle en halve maan. Wellicht verwijst luna in de wetenschappelijke naam naar de beide vruchtvormen.

Hauwtje van wilde judaspenning. Foto van Hanneke Waller

Let wel op dat de vruchten rijp zijn. Onrijpe vruchten van tuinjudaspenning zijn eerst ovaal! Hauwen en hauwtjes zijn door een tussenschot in tweeën gedeeld. Bij afgeplatte hauwtjes kan het tussenschot dwars staan, zoals bij herderstasje (Capsella bursa-pastoris), maar bij de judaspenningen staat het tussenschot parallel. Dus als de zaden uit het hauwtjes zijn losgelaten door verwering van de vruchthuid, blijven de tussenschotten als zilverachtige schijfjes nog lang aanwezig.

Hauwtjes van tuinjudaspenning. Foto van Theo Heijmans

Ook de stengelbladeren zijn verschillend. De wilde judaspenning heeft altijd lang gesteeld blad; het blad van de tuinjudaspenning is in de bloeiwijze zittend of kort gesteeld. Dus zodra de plant bijna begint met bloeien kun je bepalen tot welke soort deze behoort.

Onderscheid bij rozetten

Of de soorten al in rozetstadium goed te onderscheiden zijn weet ik niet. Ik kom wilde judaspenning in heemtuinen of in het buitenland wel eens tegen maar nooit als rozet. In de winter bezoek ik zelden een heemtuin. Beide soorten hebben diep hartvormig en getand blad. De tanding schijnt bij wilde judaspenning scherper te zijn, maar ik vermoed dat je beide soorten vaak in rozet gezien moet hebben om dit kenmerk te kunnen gebruiken.

Ik heb twee flora’s voor vegetatieve, dus niet bloeiende, planten er op nageslagen. Zie de paragraaf bronnen voor de titels. Wat heb ik gevonden?

Er is ook verschil in bladkleur, de bladonderkant van wilde judaspenning is blauwer en glanzend groen, maar dat verschil is nogal subtiel. Dat geldt ook voor de beharing. De beharing van tuinjudaspenning is minder stijf en lang. Wil je het echt weten dan moet je naar de huidmondjes kijken: bij tuinjudaspenning zitten ze aan beide kanten van het blad en bij wilde judaspenning ontbreken ze aan de onderkant. Dat is een lastig, want een loepje nodig, maar wel een mooi kenmerk. Relatieve kenmerken als groter, stijver, kaler etc. worden in de praktijk soms heel verschillend geïnterpreteerd. De aan- of afwezig van iets is meestal eenduidiger. Meestal dus, dus niet altijd! Want hoe herken je huidmondjes? Lukt dat niet dan wordt het toch ”To be or not to be.”.

Ik ga het dit jaar oefenen door eerdaags naar een heemtuin of een hortus te gaan. Het huidige zonnig weer, begin april, is een extra stimulans. Ik heb met het schrijven van dit stukje weer iets geleerd. Of ik er ooit nut van zal hebben dat weet ik echter niet.

Bronnen

Flora dels Païs Catelans II; O. de Bolòs; 1984
Tuinjudaspenning op wilde-planten.nl
DNB Chronologisch woordenboek
Flora Vegetativa Eggenberg & Möhl 2007
The Vegetative key to the British Flora Poland & Clement 2009