Gele zeepboom, ingeburgerd?
Bij Nijmegen was begin jaren ’90 aan de Waal een Gele zeepboom (Koelreuteria paniculata) gemeld en die wilde ik toen wel eens zien. Ik verwachtte een zaailing en kon de plant niet vinden, maar na enige tijd begon het te dagen dat er misschien wel een echte boom stond. Dat bleek het geval en eigenlijk was deze echt niet te missen. In het illustere Colenbranderbos, een hardhoutooibos bij Millingen waar wel meer bijzonderheden groeiden groeide aan de rand een nogal fors uitgegroeide Gele zeepboom. Ongetwijfeld er ooit met zaad aangespoeld en nu op haar beurt klaar om haar zaden over Nederland te verspreiden. Dat er nu, 30 jaar later, in Nederland en ook België redelijk wat verwilderde Gele zeepboom is te vinden is grotendeels te danken aan eerdere aanplantingen van de boom in dorpen en steden. De zaden vallen naast de boom of rollen een hellinkje af en ontkiemen tussen tegels of in het plantsoen. Langs de rivier staat de plant ook zeker wel, en ook nog in enig aantal bij Millingen, maar toch opvallend weinig.
Gele zeepboom komt uit Oost-Azië en is daar, naast dat ze ook daar als ‘ornamental’ wordt aangeplant ook een gebruiksboom. Delen zouden medicinale eigenschappen hebben, maar doordat hij zo hard groeit is hij vooral voor het hout gegeerd. De jonge scheuten (gekookt?) en zaden (geroosterd) zouden eetbaar zijn, maar ik zou er persoonlijk niet aan beginnen, tenzij er niets anders meer te eten zou zijn te vinden. De plant oogt weinig eetbaar met haar sterk opgedeelde, veerdelige bladeren en gele bloemen aan een beklierde bloeiwijze-as. De opgezwollen vruchten doen wat denken aan de peulen van blazenstruik, uit de nogal eetbare familie van de vlinderbloemigen (Fabaceae), maar als je weet dat de plant verwant is aan esdoorn, uit de familie Sapindaceae, dan is eetbaar niet het eerste waar je aan denkt.
Zaailingen van aangeplante bomen zijn altijd een beetje discutabel om als amateurbotanist te noteren. Veel aangeplante exotische bomen laten vroeg of laat zaden op de grond vallen en als deze ontkiemen is er niet per se direct sprake van verwildering. Vruchten of zelfs de zaden alleen kunnen veel reservestoffen meegeven om in ieder geval te kúnnen ontkiemen en zelfs dus een worteltje en wat groen blad eraan geeft vaak nog geen geslaagde poging. Ook kun je redetwisten over de omstandigheden waarin dat zaad op de grond valt. Op een aangeharkt, van onkruid ontdaan oppervlak zal het zaad mogelijk beter kunnen kiemen dan in een door brandnetels, bramen of grassen gedomineerde ondergroei. Ook is het recht naar beneden vallen in normale omstandigheden ook niet echt natuurlijke verspreiding te noemen. Er zijn dus wel wat kritische noten te kraken alvorens je de kiem of kleine zaailing met een beetje fatsoen kunt ‘consumeren’ als botanist.
Gele zeepboom is in ieder geval in Nederland al snel na de ontdekking opgenomen als ingeburgerd omdat ze schijnbaar spontaan in het land was verschenen en kort na de ontdekking ook zelf zaailingen stroomafwaarts wist te veroorzaken. In België is het nog steeds een adventief; dat wil zeggen dat ze zich nog niet permanent gevestigd heeft. De vele plekken die daarna in de steden zijn opgemerkt zijn eigenlijk altijd als tijdelijk te zien omdat er heel vaak toch een aangeplante boom in de buurt staat. De zaailing zal vaak een stille, niet ingeburgerde, dood sterven.