De zomerse tapijtjes van Zuid-Limburg
Straatwolfsmelk (Euphorbia maculata) is afkomstig uit Noord-Amerika en meegekomen met kuipplanten uit tuincentra en is inmiddels al jaren verwilderd in Nederland. Het is de algemeenste van enkele nauwverwante wolfsmelksoorten. Straatwolfsmelk wordt gekenmerkt door een liggende groeiwijze: de stengels verspreiden zich als een mat over de grond. Een stengel kan tot 50 cm worden. De bladeren zijn ovaal, tegenoverstaand en vaak met een vlek. De vruchten zijn behaard en dat is een groot verschil met de andere twee liggende wolfsmelksoorten.
Geribde wolfsmelk (E. prostrata) heeft haren op de ribben van de vrucht en Gladde wolfsmelk (E. serpens) heeft kale vruchten.
In Zuid-Limburg is Straatwolfsmelk behoorlijk aanwezig; vooral op begraafplaatsen tussen het grind en tussen de bestrating.
In mei komen de eerste exemplaren te voorschijn. Pas in juli, wanneer het miniplantje de grindpaden bedekt heeft, worden ze opgemerkt en met harde hand verwijderd. De één probeert het met azijn, de ander met zout. Met heet water heb ik ook wel gezien. Of met de schoffel…
In 2020 zag ik op een begraafplaats in Voerendaal drie mannen het ‘onkruid’ met de schoffel te lijf gaan. Ze hadden al enkele emmers vol met dit vreselijke padenbedekkende plantje en vertelde trots dat ze dit al jaren deden. Ik begreep meteen waarom ik hier zoveel Straatwolfsmelk tegen kwam. Immers de plant zit vol zaad en door dit geschoffel wordt het zaad flink verspreid.
Hoe deze kleine plantjes, die per ongeluk meegekomen zijn met bv Olijfbomen, in enkele jaren tot padenvullende zomerse tapijtjes uitgroeiden is duidelijk. Ze weten zich goed te vermeerderen, deels door geschoffel, maar zeker ook omdat ze op plekken groeien waar regelmatig overheen gelopen wordt.