Steeds grijzer
Tussen Bavel en Breda ligt een geluidswal-XXL. Een tiental jaren geleden heeft een avontuurlijke, sommigen zeggen roekeloze, ecoloog aldaar een Zuid-Frans bloemenmengsel laten inzaaien. Dat leverde de eerste jaren een geweldig floraal spektakel op. Inmiddels zijn veel soorten verdwenen, maar een aantal handhaaft zich of breidt zich uit. Tot de uitbreiders behoort grijskruid (Berteroa incana). Ook in andere steden is mij opgevallen dat in de buurt van plekken, waar je opzettelijk introductie in het verleden zou kunnen vermoeden, grijskruid aanwezig is. Dit jaar valt mij op dat grijskruid zich tussen gras weet te vestigen en handhaven. Dat heeft waarschijnlijk te maken met zijn afkomst uit droge streken. Hij moet zich wel steeds opnieuw uitzaaien, want het is een éénjarige plant.
Het is een Euro-Aziatische steppeplant en is met graanimport meegelift in de 18de eeuw. Grijskruid is een aantrekkelijke plant om in te zaaien omdat hij bijna het hele jaar bloeiend te zien is. In de Heukels staat als bloeitijd juni-september, maar dat is niet mijn waarneming. Ook voor insecten is grijskruid aantrekkelijk: zowel hommels, solitaire bijen en vlinders bezoeken de plant. De naam grijskruid komt van de zilverachtige beharing die vooral op de vruchten goed zichtbaar is.
De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Berteroa’ is afkomstig van van C. G. L. Bertèro, een Italiaanse arts uit Piemonte, die in Zuid-Amerika veel planten verzamelde. Hij verdween spoorloos in 1830 op een terugreis uit Tahiti. Er zijn meer dan 300 planten naar hem vernoemd. De soortaanduiding ‘íncana’ betekent ‘grijs’.
Waarschijnlijk geholpen door de opeenvolgende warme en droge zomers,worden onze steden steeds grijzer door grijskruid.