Eindejaarsplantenjacht en kransmuur
Elk jaar organiseert Floron de eindejaarsplantenjacht. De opdracht is: maak een wandeling van een uur, tussen 25 december en 3 januari, en vind zoveel mogelijk plantensoorten; maar alleen die met bloemen. Bloeiende planten in de winter? Ja, dat is nu precies de uitdaging. Dus ik deed mee! Gemakzuchtig kies ik mijn huis als startpunt, en ga ik op 27 december een uurtje dwalen door de naburige Rivierenwijk in Utrecht.
En inderdaad, als je maar goed kijkt, zijn er duizenden bloeiende bloemen. De opvallende, bijna eeuwigbloeiende tuinvlieder Kruipklokje (Campanula poscharskyana). Madeliefje en Paardenbloem natuurlijk. Maar ook straatgras, die bloeit het hele jaar door, je zou hem bijna vergeten. Kort samengevat, ik trof verrassend genoeg liefst 19 verschillende bloeiende soorten in de wijk aan. En de interessantse was: Kransmuur. Niet voor niets in het rood aangeduid in mijn waarneming.nl-lijstje.
Kransmuur is interessant omdat deze soort volgens de laatste Heukels’ Flora een zeer zeldzame is (KFK 003 voor de liefhebber). Dat lijkt me verouderde informatie, want ik kom Kransmuur, ondanks zijn onopvallende uiterlijk, toch geregeld tegen. Een blik op de, overigens erg informatieve, Floron Verspreidingsatlas laat in een oogopslag zien hoe dat komt: Kransmuur is een recente nieuwkomer is. 30 jaar geleden was de soort niet bekend in Nederland, en nu bijna overal. Dat is toch bijzonder! Zeker als je in ogenschouw neemt dat niemand deze soort bewust hierheen heeft meegenomen, zoals je bij veel andere ,problematische, nieuwkomers wel ziet: Japanse duizendknoop (Fallopia japonica); Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum); Kruipklokje (Campanula poscharskyana; …). Waarom zou je dat immers doen met zo’n voor tuinen onooglijk plantje. Dit heeft hij geheel op eigen kracht gedaan.
In Nederland kom je Kransmuur vooral in stedelijke omgeving tegen, vaak tussen tegels en in muurnaden. De soort is eigenlijk helemaal geen muur, althans niet zoals die andere muren die we kennen. Geen Veldmuur (Minuartia), Muur (Stellaria), Watermuur (Myosoton), Vetmuur (Sagina), Drienerfmuur (Moerhingia) of Zandmuur (Arenaria). De soort vertegenwoordigt in Nederland een geheel eigen geslacht, Polycarpon, maar wel binnen de Anjerfamilie, Caryophyllaceae; de enige met deels kransstandige bladeren, voor zover ik weet.
Kransmuur stamt oorspronkelijk uit het westelijke deel van het Middellandse Zeegebied, maar groeit tegenwoordig in alle werelddelen. De soort groeit in Zuidwest Europa van nature tussen kale, zonrijke rotsen. Laat de stad met al zijn stenen hier prima op lijken! Geen wonder dat Kransmuur in Nederland een echte stadsplant is. De stad Groningen is naar verluid de meest noordelijke vindplaats in ons land en mogelijk zelfs in Europa. Maar op het atlaskaartje zie ik ook een waarneming op Terschelling, toch een stukje noordelijker.
Maar hoe herken je Kransmuur als stadsflorist? De harde kenmerken zijn: de meeste bladeren in kransen van vier; de vele bloemen (Polycarpon = veelvruchtig) van 2 mm (!) staan in sterk vertakte bloeiwijze; de kroonbladen hebben een groene middennerf, schitterend onder een loep. Maar dit zie je pas als je minstens 10 cm van het plantje afstaat, en de kans is groot dat je er dan al voorbij bent gelopen. Ik herken Kransmuur daarom in eerste instantie vooral van afstand, aan zijn bollige, sterk vertakte, wat rommelige habitus (zie bovenstaande foto van de geparkeerde auto). Zie je tussen de zonnige stoeptegels, straatstenen en tegen muren een wat onaantrekkelijk groenig bolletje van 5 – 10 cm, kijk dan even dichterbij naar de harde kenmerken. En ontdek de onverwachte schoonheid van mijn nieuwe vriend: Kransmuur.
PS Tip: Bekijk, voordat je de zonnige stoeptegels in je stad betreedt, eerst wat plaatjes op internet : verspreidingatlas.nl, waarneming.nl, wilde-planten.nl. ,voor een goed zoekbeeld.