Meer passie!
De blauwe passiebloem (Passiflora caerulea) is een klimplant uit Zuid-Amerika die steeds vaker in tuinen ziet, maar ook daarbuiten. Zie kaart.
Vanaf 2013 tot 2020 werd de plant steeds meer verwilderd aangetroffen. De laatste jaren lijkt de toename te stabiliseren. De plant hoort tot de ‘Passiebloemfamilie’ die ongeveer 500 soorten telt. De één nog mooier dan de ander.
Het woord ‘passie’ heeft twee betekenissen die ik altijd wat strijdig heb gevonden: hartstochtelijke liefde en lijdensverhaal van Christus. Het woord komt van Latijn ‘pati’ dat ‘lijden’ betekent. Het woord patiënt is hier ook van afgeleid. Die tegenstelling in betekenissen kun je verklaren door een paar tussenstappen te maken: lijden = heftig gevoel = hartstocht = liefde. Zo kan huilen, lachen worden. De soortaanduiding ‘caerulea’ betekent ‘blauw’.
De passiebloem is aan zijn naam gekomen door kwezelarij van Spaanse missionarissen. Die zagen van alles in de bloem. Een voorbeeld daarvan is het volgende: Tussen de bloemkroon en stuifmeel zittende zadenkrans werd aangeduid als doornenkroon. De drie nagelvormige stijlen als de kruisnagels en de vijf stuifmeeldraden als de wondsteken. De stijl van de stamper de geselpaal. De verdeelde of handlobbige bladeren, de handen van het volk. De enkelvoudige, ingesneden bladeren werden als lanspunten gezien.
De blauwe passiebloem houdt van een zonnige plek en kan daar ook vruchten voortbrengen, waaruit dus soms nieuwe planten groeien. De windende stengel kan polsdik worden. Hij is tamelijk winterhard.