Een knopige ooievaar
Een plant die je in de stad steeds vaker tegenkomt is de knopige ooievaarsbek (Geranium nodosum). Je ziet hem vooral om en nabij tuinen. Vaak in brandgangen. Als je hem eenmaal in je tuin hebt dan kom je er moeilijk van af. Deze ooievaarsbek maakt kruipende wortelstokken. Zo komt hij ook buiten de tuin. En dus ook op straat. Als het niet met uitlopers lukt dan zijn er ook nog wel zaden.
De zaadverspreiding van deze plant is speciaal. Het is een kenmerk van het geslacht Geranium. De zaden zitten in een soort snavels die bij rijping droog worden. Deze snavels komen door uitdroging onder spanning te staan en veren omhoog. De zaden komen hierdoor los uit hun omhulsel en worden weggeslingerd tot wel meer dan twee meter van de moederplant.
De leden van de ooievaarsbekfamilie hebben allemaal gesnavelde vruchten. Die lijken op de snavels van bijvoorbeeld ooievaars, kraanvogels en reigers. Dat uit zich dan in de naamgeving. De naam ‘ooievaarsbek’ past eigenlijk niet bij de wetenschappelijke geslachtsnaam Geranium, die is afgeleid van het Griekse ‘geranos’ en dat is ‘kraanvogel’. In het Grieks is ooievaar ‘pelargos’. En dat komt weer terug in de wetenschappelijke naam van onze populaire balkonplant: Pelargonium. Bij de reigersbek (Erodium cicutarium) klopt het beter: Erodium is afgeleid van het Griekse ‘erodios ’en dat is ‘reiger’.
De knopige ooievaarsbek is een overblijvende plant. Hij wordt maximaal 50 cm hoog. De glanzende rechtopstaande of opgaande, dun behaarde stengel is op de knopen sterk gezwollen. Vandaar de Nederlandse naam.
De bladeren zijn handdelig met 3-5 lobben. De rand van de bladeren is fijn gekarteld. De bleekroze tot donkerroze of lila bloemen verschijnen van mei tot in de herfst. Er zijn ook witbloeiende cultivars in de handel en die ontsnappen waarschijnlijk ook wel eens. De kroonbladeren hebben donkerder gekleurde nerven. De helmknoppen zijn blauw. De aanwezige beharing bestaat uitsluitend uit korte, neerwaarts aangedrukte, gewone haren. De bloemen worden bestoven door o.a. bijen, wespen, wolzwevers en zweefvliegen.
De soort stamt oorspronkelijk uit de bergstreken van Zuidoost-, Zuid- en Midden-Europa en wordt als sierplant gebruikt. Knopige ooievaarsbek is in Nederland, België, Groot-Brittannië , Duitsland en Zwitserland her en der verwilderd aangetroffen. Volgens de verspreidingsatlas van Floron werd de soort tot 1990 in zeven atlasblokken aangetroffen en in de periode erna tot op heden in wel 302 atlasblokken. Het gaat dus crescendo met deze ooievaarsbek.
In onze steden kom je behalve de knopige ooievaarsbek nog een flink aantal vertegenwoordigers van dit geslacht tegen: de zachte -, de kleine – , de ronde -, de bloed – , de berm -, de glanzige -, de rots – en de roze ooievaarsbek. En niet te vergeten Robertskruid.