Op de randen van Dudok
Hilversum, de stad waar ik woon – door de mensen die hier geboren zijn, dorp genoemd – is de plaats waarop architect Dudok een groot stempel heeft gedrukt. Het bekendste gebouw is het indrukwekkende raadhuis. Gelegen op een hoog punt van de stuwwal wordt de hoogte extra benadrukt door de markante rechthoekige toren.
Dudok ontwierp niet alleen de gebouwen, maar ook het interieur tot in alle details en soms ook de buitenruimte. Een van zijn ontwerpen, de ingang van de atletiekbaan en de tribune, staat in de omgeving van het Sportpark. Meteen valt het kenmerkende kleurgebruik op. De buitenruimte is van een licht oranje getint steengruis. Ook een Dudokkleur dus.
Een jaar of 20 geleden is de hele omgeving in de oorspronkelijke door Dudok geregisseerde staat terug gebracht, inclusief de bestrating. In de smalle kieren stond ineens een mager plantje dat ik tot dan nog niet eerder had gezien: de kleine leeuwenbek (Chaenorhinum minus).
Het meest opvallende aan de kleine leeuwenbek zijn de vele haren aan blad en stengel, waardoor de plant nogal kleverig aanvoelt. De lichtroze tot paars getinte bloemen hebben een onder- en een bovenlip. De onderlip is gewelfd waardoor de bloem gesloten lijkt. De drie slippen steken als bleke vingers wijd uit. De bovenlip is tweespletig. De bodem van de bloem eindigt in een spoor. De bloemen staan steeds alleen aan een lange steel.
Uit de uitgebloeide bloem ontstaat een vrucht die op een klein appeltje lijkt. Alleen zit die vrucht niet met een steeltje aan de plant vast. De vrucht wordt als het ware gedragen door de vijf vrij lange kelkbladen. Het uitsteeksel bovenop de vrucht dat je een appelsteeltje zou kunnen noemen, is het restant van de stamper. Ik heb lang naar plaatjes van de bekken van leeuwen zitten kijken. Toch zie ik de veronderstelde gelijkenis niet zo.
Kleine leeuwenbek is een plant die van openheid houdt en van plaatsen die kalkrijk zijn. Spoorwegen zijn een uitstekende standplaats. Ze zijn dan ook de wegen waarlangs de verspreiding is gegaan. Zie ook wat Peter Hegi op 4 februari 2018 hierover geschreven heeft. De hierboven genoemde standplaats is niet ver van een station. Dagelijks lopen er honderden mensen van de trein naar hun werkplek of school, waardoor ze planten aan hun schoenzolen meenemen en bijdragen aan de verspreiding ervan.
In de stad komen ook andere leeuwenbekken ook. Ze zijn al dan niet verwilderd uit tuinen tussen de straatstenen terecht gekomen. De bouw van de bloemen van alle leeuwenbekken is globaal hetzelfde: een onderlip met een dikke keel en een bovenlip. Meestal zijn ze groter en de van oorsprong tuinplanten zijn opvallend gekleurd.
Leeuwenbekken horen tegenwoordig bij de Weegbreefamilie. Een plantenfamilie waarvan de leden uiteenlopende kenmerken hebben. De grote weegbree en allerlei ereprijzen horen ook hierbij. Planten met volkomen verschillende verschijningsvormen.
Kleine leeuwenbek vormt samen met Marjoleinbekje het geslacht Kierleeeuwenbek. Dat geeft de kier weer die tussen de gewelfde onderlip en de bovenlip overblijft.