Kattenstaart neemt voorrang

Voorrang voor grote kattenstaart

Grote kattenstaart (Lythrum salicaria) wordt door iedereen geassocieerd met waterkanten en rietlanden. Het is echter ook een stadsplant. Ton Denters noemt in zijn ‘Stadsflora van de lage landen’ wel de kleine kattenstaart (Lythrum hyssopifolia) maar niet de grote. Dat komt omdat de kleine goed kan gedijen in typisch stedelijke milieus als industriegebieden en spoorwegterreinen. In Bavel staat de grote kattenstaart echter heel weelderig te groeien midden op een vluchtheuvel. En het is lang niet de enige plek in de stad waar hij voorkomt. We hoeven ons niet te verbazen over het voorkomen op de oevers van stadsvijvers en stadsbeken die dan opeens singels heten. Zelfs in het centrum van Breda zijn ze gesignaleerd, inclusief de kattenstaartdikpoot (Melitta nigricans). De kattenstaartdikpoot is een zogenaamde monolectische bij: hij vliegt uitsluitend op grote kattenstaart. De vrouwelijke bijen zijn in juli en augustus na bloembezoek te herkennen aan de groene klompjes stuifmeel aan de poten. Ze nestelen in de grond. De grote kattenstaart is ook voor andere bijen als hommels, zandbijen en vlinders van belang omdat het een nazomerbloeier is. Rond die tijd is er een dip in het stuifmeel- en nectaraanbod.

Bloem grote kattenstaart

De kattenstaarten vormen een eigen familie, met in Nederland vijf soorten. Wereldwijd zijn het er 35 soorten en vormen ze dus geen grote groep. Nauwe verwanten zijn de teunisbloemen en basterdwederiken. Inmiddels hebben kwekers een aantal variëteiten gekweekt: langere stengel, andere kleur, dubbele bloemen, enz.

De wetenschappelijke geslachtsnaam ‘lythrum’ komt van het Griekse ‘luthron’, geronnen bloed. Dit naar de kleur van de bloem. De soortaanduiding ‘salicaria’ komt van ‘salix’, wilg naar de vorm van het blad.

Bloemen in schijnkransen met bezoek van een aardhommel