Liggende ganzevoet
Het najaar is de tijd van de ganzenvoeten. Graag ga ik dan met de plantenwerkgroep lekker langs de uiterwaarden struinen en kom je al die leuke ganzenvoeten tegen. Maar ook in de stad zie je regelmatig diverse soorten ganzenvoeten, zoals ook deze Liggende ganzenvoet.
Al een aantal jaar staat op een bepaald deel van een straat in Deventer diverse planten van de Liggende ganzenvoet (Chenopodium pumilio). Nou ja, liggend, niet direct, op die paar planten na waaroverheen gelopen wordt. Deze soort behoort samen met Druifkruid en Welriekende ganzenvoet tot het (sub)genus Dysphania, de beklierde ganzenvoeten.
Liggende ganzenvoet is van oorsprong afkomstig uit Australië en Nieuw-Zeeland en wordt ook tot de wol-/graanadventieven gerekend. Volgens de website alienplantsbelgium , waar de soort overigens Dysphania pumilio wordt genoemd, wordt de soort veel waargenomen in havens, op spoorwegemplacementen en in de buurt van graanverwerkingsbedrijven. Blijkens de genoemde site is het een soort die efemeer is, ofwel kan zichzelf maar zeer kort handhaven. Nou …. dat valt te bezien, mijn eerste waarneming op dezelfde plek is zeker al 5 jaar geleden. Bovendien is aan de titel van de blog op deze site met de naam “al tien jaar liggend aan de voet van de kerk” op te maken dat 10 jaar toch best al een tijdje is. Binnen het stedelijk gebied handhaaft de soort zich echter prima en kan het als een ingeburgerde soort worden beschouwd.
In Nederland is de soort vooral te vinden op de zandstrandjes langs de grote rivieren. Het is een uitgesproken warmteminnende pionier van stikstofrijke verstoorde bodems. Even verderop in de straat is in verband met bouwwerkzaamheden ‘gerommeld’. Daar zijn ze dan ook niet 15 cm hoog, maar zomaar een halve meter. Het effect van de standplaats is vrij duidelijk. In het verrommelde deel hebben de planten alle ruimte en liggen ze zeker niet, zijn de planten zelfs groot te noemen, met een mooie driehoekige vorm.
Dé verschillen tussen zijn directe verwant, waar de soort erg op lijkt, Druifkruid (Chenopodium botrys), zijn de compacte ronde kluwens met bloemen in de bladoksel en de gele klierharen op de onderkant van het blad. De vaak liggende habitus is bij deze populatie bepaald niet het meest opvallende kenmerk.